De Eerste Kamer zal op 27 en 28 januari debatteren over de Invoeringswet die nodig is om de Omgevingswet in te voeren. Het is goed dat de Eerste Kamer hiervoor ruim de tijd neemt, maar het bedrijfsleven – en ook ik – wil graag dat de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking treedt. Uitstel zou slecht nieuws zijn voor bedrijven die zich aan het voorbereiden zijn op werken met de nieuwe wet.
Eind aan 26 afzonderlijke wetten
Allereerst omdat de Omgevingswet, die de Eerste Kamer al in 2016 met een ruime meerderheid heeft aangenomen, eindelijk een einde maakt aan de 26 afzonderlijke wetten op het gebied van de fysieke leefomgeving. Er zijn aparte wetten voor milieu, voor water, voor natuur, voor wonen en voor bouwen. Ondernemers, maar ook burgers, vergunningverleners en handhavers, zien dan al gauw door de bomen het bos niet meer. Wie een fabriek wil bouwen of uitbreiden, worstelt vaak met al die verschillende wetten met elk hun eigen procedures, planvormen en regels. De vergunningverlener beoordeelt een initiatief ook niet integraal. Dat maakt het lastig om de uitkomst van een vergunningstraject te voorspellen.
Meer ruimte voor initiatieven
De invoering van de Omgevingswet betekent minder en overzichtelijke regels, meer ruimte voor initiatieven en lokaal maatwerk. De ondernemer kan straks één aanvraag indienen voor zijn initiatief. Omwonenden kunnen participeren op basis van die ene aanvraag. De overheid beoordeelt alle aspecten van dat initiatief via één zo kort mogelijke procedure. Een integrale beoordeling van initiatieven en lokale afwegingsruimte gaan ook helpen om grote maatschappelijke opgaven te realiseren, zoals de woningbouw en de energietransitie. Daarbij is duurzame ontwikkeling het uitgangspunt van de wet.
Snel duidelijkheid
Een enorme vooruitgang dus en voor bedrijven zou uitstel bijzonder nadelig uitpakken. Voor ondernemers is het belangrijk dat er snel duidelijkheid ontstaat over de inwerkingtreding per januari 2021. Grote en kleine bedrijven bereiden zich al druk voor op de nieuwe wet. MKB-Nederland en VNO-NCW organiseren dit jaar voorlichtingsbijeenkomsten. Bedrijven moeten immers weten waar ze aan toe zijn. Gemeenten, provincies en waterschappen willen ook vooruit. Dat bleek zonneklaar uit hoorzittingen met de praktijk, die de Eerste Kamer en de Tweede Kamer eind 2019 organiseerden. Voor hen is het verlenen van vergunningen in het fysieke domein geen nieuwe tak van sport.
Signaleren en repareren van kinderziektes
Natuurlijk moet het wel mogelijk zijn om digitaal vergunningen aan te vragen, meldingen te doen en de juiste gegevens te achterhalen. Dat kan met het DSO, dat dan uiteraard wel goed moet werken en begrijpelijk moet zijn. Daarom trekken het ministerie en MKB-Nederland en VNO-NCW dit jaar samen op bij de verdere werkzaamheden aan het DSO. Gelet op wat er eind vorig jaar is opgeleverd hebben wij er vertrouwen in dat het op tijd werkt. Dat was ook de boodschap van de digitaal deskundigen tijden de laatste hoorzitting in de Tweede Kamer. Camille van der Harten, directeur van de brancheorganisatie voor bedrijven die werken met geo-informatie GeoBusiness, riep de politiek namens de bedrijven die het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) daadwerkelijk moeten bouwen op, om de inwerkingtreding van de Omgevingswet niet afhankelijk te maken van het DSO, maar ‘ervoor te zorgen dat het DSO op 1 januari 2021 voldoende werkt.’ De beste garantie daarvoor is om overheden en bedrijven zoveel mogelijk te laten oefenen met het DSO, zodat kinderziektes tijdig kunnen worden gesignaleerd en gerepareerd.
De praktijk wil aan de slag met de Omgevingswet.
Jan van den Broek, beleidssecretaris fysieke omgeving