8 MRT, 2024 • Blog
Verhoging WML? Doe het niet!
De Tweede Kamer debatteert (waarschijnlijk) volgende week over een voorgenomen extra verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) per 1 juli aanstaande. Voorzitter Jacco Vonhof van MKB-Nederland doet een een klemmend beroep op de politici om die niet te laten doorgaan: voor veel ondernemers zijn de lasten van wéér een verhoging nauwelijks meer te dragen en er is een effectievere manier om werknemers erop vooruit te laten gaan.
Top-3 van Europa
In ruim een jaar tijd is het minimumloon al tussen de 18 en 31 procent gestegen: in 2023 kwam er 10,15 procent bij, de invoering van het minimumuurloon sinds 1 januari leidt – afhankelijk van de werkweek – tot nog eens ruim 10 procent en dan zijn er nog de reguliere indexaties. Met de hoogte van ons wettelijk minimumloon zit Nederland in de top-3 van Europa.
De voorgenomen extra verhoging vloeit voort uit de Algemene Financiële Beschouwingen van oktober, waar het veelvuldig ging over koopkracht, bestaanszekerheid en armoedebestrijding. Kennelijk het beste dat politici dan als antwoord kunnen bedenken, is verdere verhoging van het WML. Waar zij kennelijk niet over nadenken, is wat dat de werkgever kost en de werknemer oplevert. Daar zit nogal een verschil tussen, en dat vloeit voor het grootste deel rechtstreeks de staatskas in. De totale werkgeverslasten voor het minimumloon (inclusief de voorgenomen extra verhoging met 1,2 procent) stijgen in ruim een jaar met 6.132 euro; de werknemer houdt daar 3.680 euro van over. En de rest? Dat zijn allemaal extra lasten die ondernemers wel betalen maar waarvan werknemers dus niets terug zien.
Te veel en te snel
Niemand kennelijk ook die zich afvraagt of ondernemers die kostenstijgingen nog wel kunnen betalen. Neem de horeca, de kapper, de bakker, slager en andere winkeliers als voorbeeld. Die hebben de afgelopen twee jaar ál hun kosten fors zien stijgen en hebben vaak nog te kampen met coronaschulden. Bij velen staat de winstgevendheid onder druk, want de kosten doorberekenen kan vaak niet. Dit soort wettelijk afgedwongen loonstijgingen zorgen bovendien voor een opwaartse druk op het hele loongebouw. Het is voor ondernemers in mijn achterban echt te veel en te snel. Over hún koopkracht hoor ik niemand, terwijl die bij velen ook onder druk staat.
Als je als politiek serieus iets aan de koopkracht van mensen op minimumloonniveau wil doen, ook voor de langere termijn, dan verlaag je voor hen de belasting- en premiedruk. Dan houden ze netto meer in de portemonnee over, hoeven de lasten voor ondernemers niet nóg verder omhoog en wordt (meer) werken ook nog eens aantrekkelijker. En ja, belastingverlaging kost de overheid geld, maar dat geldt ook voor het steeds verder verhogen van het WML. Tuurlijk komt er meer de staatskas binnen aan hogere loonheffingen en werkgeverslasten, maar er gaan ook miljarden uit, want de uitkeringen stijgen immers met het minimumloon mee. En daar betalen ondernemers indirect ook weer aan mee.
Overigens leidt een steeds hoger minimumloon ook nog eens tot een verlies van banen aan de basis van de arbeidsmarkt, voor de mensen voor wie werk vaak juist zo belangrijk is. Op termijn gaat het om 40.000 banen. Dat zeg ik niet, maar staat letterlijk in de evaluatie van de WML-verhogingen van 2023 en 2024 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Deze blog is ook verschenen op De Ondernemer