Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, brief aan de VC voor Financiën uit de Tweede Kamer

Stuur ons een bericht


We proberen binnen 2 werkdagen te reageren.
Verder gelden deze spelregels.
Annuleren
? Contact
23-09-2020

Commentaar van MKB-Nederland en VNO-NCW op wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijnen elektronische handel, 35 527)

 

Hoogedelgestrenge dames en heren,

 

De implementatie van het pakket met nieuwe Europese btw-regels voor e-commerce is vooral voor mkb-ondernemers die goederen (willen) leveren aan consumenten in andere EU-lidstaten van groot belang, omdat aan de bestaande concurrentieverstorende situatie een halt wordt toegeroepen. Een belangrijk doel van de nieuwe regels is een gelijk speelveld, ook tussen leveranciers van binnen en buiten de EU. Wat het laatste betreft, is de afschaffing van de btw-vrijstelling van 22 euro bij invoer dan ook zeer welkom. Deze vrijstelling is vele mkb'ers al jarenlang een doorn in het oog, omdat zij over hun geleverde goederen altijd btw in rekening moeten brengen.

 

Wij maken ons grote zorgen over het feit dat Nederland niet in staat is de nieuwe regels tijdig in te voeren en over de mogelijke gevolgen daarvan. In ieder geval moet worden voorkomen dat voor Nederland een andere invoeringsdatum gaat gelden dan voor andere EU-lidstaten.

 

Enige tijd geleden heeft de Europese Raad besloten om de invoering, die was voorzien voor 1 januari 2021, uit te stellen tot 1 juli 2021. Aanleiding daarvoor waren vertragingen als gevolg van de coronacrisis en IT-problemen in o.a. Nederland. Hoewel het gewenste gelijke speelveld door het uitstel een half jaar langer op zich laat wachten, hebben wij begrip voor het genomen besluit. Wat ons grote zorgen baart, is het vervolgtraject. De IT-problemen zullen ook op 1 juli 2021 niet opgelost zijn, waardoor de Belastingdienst niet in staat zal zijn op die datum uitvoering aan de nieuwe btw-regels te geven. In de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat de initiële uitvoeringstoets bij het wetsvoorstel laat zien dat de Belastingdienst de wijzigingen op zijn vroegst in 2024 kan uitvoeren, omdat een ingrijpende aanpassing van de IT-systemen van de Belastingdienst nodig is. Slechts met tijdelijke IT-voorzieningen kan het pakket per 1 januari 2022 uitgevoerd worden.

 

Het is moeilijk uit te leggen dat de Belastingdienst van een zo internationaal georiënteerd land als Nederland kampt met verouderde IT-systemen die het onmogelijk maken breed gewenste nieuwe btw-regels tijdig in te voeren, systemen die ertoe leiden dat Nederland gaat achterlopen op andere lidstaten van de EU.

 

Er is nu veel onzekerheid. Wordt op Europees niveau overeenstemming bereikt over door Nederland en Duitsland bepleit verder uitstel tot 1 januari 2022? Zo niet, dan kunnen in Nederland gevestigde ondernemers met ingang van 1 juli 2021 onder meer geen gebruik maken van het éénloketsysteem. In plaats daarvan moeten zij zich voor hun grensoverschrijdende verkopen voor de btw registreren in de verschillende lidstaten van de consument en daar aangifte doen. De aanzienlijke administratieve lasten die daaraan zijn verbonden zetten de betrokken ondernemers op concurrentiële achterstand. Blijft 1 juli 2021 als invoeringsdatum staan, dan moet duidelijk zijn hoe ondernemers die in Nederland al een registratie voor het éénloketsysteem hebben van 1 juli 2021 tot 1 januari 2022 aan hun verplichtingen moeten voldoen.

 

Bij handhaving van 1 juli 2021 als invoeringsdatum zal Nederland proberen een oplossing te vinden met landen die ook niet gereed zijn, zo blijkt verder uit de memorie van toelichting. Het hanteren van verschillende invoeringsdata zou een uit concurrentieel oogpunt onwenselijke uitkomst zijn. Gegeven de omstandigheden zou 1 januari 2022 als invoeringsdatum voor alle EU-lidstaten de beste oplossing zijn. Wij onderstrepen het grote belang van snelle duidelijkheid en een blijvende maximale inspanning om de schade voor ondernemers te beperken. E-commerce is van groot economisch belang. Dat heeft de coronacrisisperiode wel bevestigd.

 

In de bijlage treft u een aantal na de internetconsultatie resterende vragen en opmerkingen van inhoudelijke aard aan, waarvan beantwoording voor de praktijk gewenst is.

 

Wij verzoeken u dit commentaar bij uw beschouwingen over het voorliggende wetsvoorstel te betrekken.
Een afschrift van het commentaar is vandaag naar Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën gezonden.

 

Met vriendelijke groet,

 

Mw. G. Dolsma,
Wnd. Directeur Beleid

 


 

Bijlage bij brief nr. 20/10.235/K/Ha – commentaar op wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijnen elektronische handel, 35 527)

 

Vragen en opmerkingen van inhoudelijke aard
Wij hechten eraan in de eerste plaats onze waardering uit te spreken over de inhoud van de memorie van toelichting (MvT), waarin de uitgebreide beschrijving van de nieuwe regels is aangevuld met een groot aantal voorbeelden. Voor de praktijk zijn voorbeelden zeer nuttig, omdat zij inzicht geven in de toepassing van de nieuwe regels in concrete situaties.

 

De MvT bevat antwoorden op een groot aantal vragen die wij hebben gesteld in onze reactie op de internetconsultatie over het conceptwetsvoorstel. Een aantal vragen behoeft naar onze mening nog beantwoording. Die vragen volgen hierna na enkele nadere opmerkingen over een gelijk speelveld en een pleidooi voor een hulpmiddel voor het mkb.

 

Gelijk speelveld
De nieuwe regels zorgen ervoor dat het voor het toepasselijke btw-tarief niet meer uitmaakt waar de leverancier van de goederen is gevestigd. In bijna alle gevallen is het btw-tarief van de lidstaat van de consument van toepassing. Het gevolg is dat voor bijna alle leveranciers gelijke concurrentievoorwaarden gaan gelden, een gevolg dat wij positief beoordelen.

 

Om btw-registratie, -aangifte en -betaling in alle lidstaten waar goederen aan consumenten worden geleverd te voorkomen, kunnen leveranciers er onder bepaalde voorwaarden voor kiezen om de buitenlandse btw over de internetverkopen in de eigen lidstaat aan te geven en te betalen via een één-loketsysteem (met onderlinge verrekening tussen de lidstaten). Het is de bedoeling dat ondernemers voor diensten waarover btw verschuldigd is in de lidstaat van de consument, met ingang van 1 juli 2021 ook van een éénloketsysteem gebruik kunnen maken. Daarmee wordt het bestaande éénloketsysteem, dat nu alleen voor digitale diensten kan worden gebruikt, aanzienlijk uitgebreid. Een positieve ontwikkeling.

 

Positief is ook dat in de regels rekening wordt gehouden met de kleinere ondernemers. Voor deze groep ondernemers is een uitzondering gemaakt op de regel dat de btw wordt geheven in de lidstaat van de consument. Is de totale grensoverschrijdende omzet niet hoger dan € 10.000, dan mogen deze ondernemers in beginsel het btw-tarief van de eigen lidstaat blijven toepassen. Een welkome tegemoetkoming die na een dringend verzoek van het gehele georganiseerde Europese bedrijfsleven in de nieuwe regels is opgenomen.

 

Pleidooi voor een hulpmiddel voor het mkb
De brede toegankelijkheid van het éénloketsysteem is een belangrijke tegemoetkoming voor (mkb-)ondernemers die met internetverkopen grensoverschrijdend actief (willen) zijn. Toch plaatsen wij een kanttekening bij de opmerking in de MvT dat de administratieve lasten door het éénloketsysteem niet noemenswaardig veranderen.

 

Het is voor de praktijk een grote verandering om de btw-tarieven te moeten toepassen van de lidstaten waar de consumenten zijn gevestigd. De kosten voor het inrichten en bijhouden van de uiteenlopende btw-tarieven van potentieel alle lidstaten (inclusief de daarop betrekking hebbende jurisprudentie) mogen niet worden onderschat. Wij vinden het uit een oogpunt van beperking van administratieve lasten noodzakelijk dat vooral aan mkb-ondernemers een hulpmiddel wordt aangereikt. Daarbij kan gedacht worden aan een webpagina, die (mkb-)ondernemers op snelle en eenvoudige wijze informatie geeft over de geldende btw-tarieven en de geldende tariefindeling in de andere lidstaten. Zo'n voorziening is voor de praktijk onmisbaar. Een goed voorbeeld is de website van de EU, die met betrekking tot de nu nog bestaande regeling voor afstandsverkopen een overzicht bevat van de uiteenlopende omzetdrempels die lidstaten hanteren.

 

Btw-plicht voor elektronische interfaces (artikel 3b)
Voor elektronische interfaces, platforms en webwinkels die faciliteren bij internetverkopen van derden-ondernemers gaat een leveringsfictie gelden. Die fictie is van toepassing indien dat platform faciliteert in de volgende twee situaties:

  1. Indien goederen worden verkocht die vanuit buiten de EU worden geleverd en die goederen een intrinsieke waarde hebben van niet meer dan € 150. Hierbij maakt het niet uit of de leverancier van de goederen is gevestigd in de EU of niet.
     
  2. Indien goederen worden verkocht door verkopers die buiten de EU zijn gevestigd. Het kan dan ook gaan om goederen die reeds in het land van bestemming binnen de EU zijn gelegen.

Met deze regels wordt beoogd een doeltreffende heffing en inning te bereiken.

 

De platforms zijn niet de verkopers van de goederen zijn, maar zij moeten vanwege de fictie wel een volledige administratie opzetten en de juiste btw-tarieven gaan bepalen van alle producten die via hun platform worden verkocht.

 

Vragen:

  • Het is voor platforms niet te controleren waar vandaan de leveranciers hun goederen versturen.
    Hoe moeten de platforms hiermee omgaan?
  • In onze reactie op de internetconsultatie hebben wij vragen gesteld over de handhaving in het geval het faciliterende platform buiten de EU is gevestigd in een land waar men niet op de hoogte is van de leveringsfictie en waarmee Nederland geen verdrag heeft voor wederzijdse bijstand. In de memorie van toelichting wordt erkend dat in dat geval in principe niet kan worden afgedwongen dat aan de verplichtingen wordt voldaan. En dat dit niet anders is bij een leverancier gevestigd buiten de Unie die afstandsverkopen van buiten de Unie verricht aan afnemers binnen de Unie.
    Wordt onze opvatting gedeeld dat het zowel voor het bedrijfsleven als voor de belastingautoriteiten van de lidstaten nuttig zou zijn als de leveringsfictie over enige tijd wordt geëvalueerd?
    Is Nederland bereid een evaluatieverzoek op EU-niveau te agenderen?
  • Wat te doen bij retourneringen van goederen die met toepassing van de fictie zijn verkocht?
    Hoe moet dit op de aangifte worden gecorrigeerd?
    Hoe kan een platform hiervan bewijs aanleveren indien het platform niet bij de verzending van de goederen betrokken is geweest?
     
  • Het wetsvoorstel voorziet in een fictie dat de goederen worden geleverd aan het platform en door het platform. Er wordt echter niet voorzien in een regeling dat het platform geen dienst verricht aan de leverancier.
    Mag dit zo worden uitgelegd dat als de fictieve levering zonder marge plaatsvindt en eenzelfde inkoopprijs als verkoopprijs wordt gehanteerd, het platform daarnaast nog een dienst aan de leverancier verleent?
  • Indien de leverancier levert vanuit een niet-EU-land, en daarbij gebruikt maakt van het éénloketnummer van een platform, hoe wordt dan voorkomen dat de leverancier dit nummer ook gebruikt voor leveringen die buiten het platform om gedaan worden?
    En wie is er in dat geval aansprakelijk?
     
  • Leidt de fictieve verkoop door een niet-EU-leverancier aan het platform die belast is tegen 0% tot een registratieplicht voor die leverancier?
     
  • Indien geretourneerde artikelen worden doorverkocht aan ondernemers in de lidstaat waar deze goederen aanvankelijk zijn afgeleverd, leidt dit dan tot een lokale registratieplicht?
    Zo ja, heeft dat nog negatieve gevolgen voor het voldoen van btw via de btw-melding?

 

Invoering één-loketsysteem voor internetverkopen (Unieregeling, paragraaf 3, artikel 28s e.v.)
Vragen:

  • Wordt de btw-melding op het niveau van de fiscale eenheid (geconsolideerd) ingediend of moet dit voor de individuele onderdelen van een fiscale eenheid gebeuren?
     
  • De ondernemer die van de Unieregeling gebruikmaakt, moet van alle onder de regeling vallende handelingen een boekhouding voeren die voldoende gegevens moet bevatten om de juistheid van de btw-melding te bepalen (artikel 28sj).
    Wat wordt verstaan onder voldoende gegevens?
    Is het de bedoeling het besluit Omzetbelasting, administratieve-, facturerings- en andere verplichtingen op dit punt aan te passen of een afzonderlijk besluit vast te stellen?