Branchevereniging aan het woord: Plantum

Stuur ons een bericht


We proberen binnen 2 werkdagen te reageren.
Verder gelden deze spelregels.
Annuleren
? Contact
21-11-2022

Plantum is de branchevereniging voor bedrijven uit de sector veredeling, vermeerdering en opkweek van zaden en jonge planten. Directeur Niels Louwaars vertelt.

 

Wat is er te vertellen over de branche en branchevereniging?

‘Het is een prachtige sector: zaden zijn verpakte kennis. Alle gewassen die we eten, bloemen, planten en biobased producten, komen uit een zaadje. Wat daarin zit, bepaalt grotendeels de opbrengst, duurzaamheidsaspecten en productkwaliteit. Dat moet daarna door de teler en in de hele keten worden vastgehouden.

Plantum heeft driehonderd leden. Van vader- en zoonbedrijven tot grote met een half miljard omzet en multinationals, en van graszaad tot gerbera’s. We hebben leden uit zowel de land- als tuinbouw met heel verschillende culturen. Om de sector in de volle breedte te kunnen vertegenwoordigen, besteden we veel tijd in overlegorganen. Zo lukt het ook om op de grote thema’s een duidelijke positie in te nemen. Als grootste exporteur en grootste zaaizaadvereniging ter wereld nemen we veel verantwoordelijkheid voor onze Europese en mondiale koepels. Vorige week heb ik nog een grote zaaizaadconferentie van de FAO voorgezeten.

We zijn echt een topsector, en dat komt vooral door de kennisinfrastructuur in Nederland. Maar ook ons mondiaal ondernemerschap draagt daaraan bij en Nederlandse instituties die we nodig hebben om te innoveren en exporteren. Met de NVWA, de Zaaizaadkeuringsdienst en de Raad voor plantenrassen hebben we het hier efficiënt georganiseerd.’

 

Welke actuele kwesties spelen er momenteel voor jullie?

‘Grote thema's bij ons zijn duurzaamheid, innovatiebeleid en markttoegang. Dat laatste is nu een geopolitieke zaak, veel landen gooien de grenzen dicht met verschillende excuses, vooral dat er misschien ziektes op de zaadjes zitten.

Heel acuut is dat de EU in het tweede kwartaal van 2023 wetgeving voorbereidt over veredelingsmethoden. Ook de Zaaizaad- en plantgoedwet wordt dan herzien. Beide wetten bepalen onze speelruimte, ook internationaal. Wij kunnen planten resistent maken voor ziekte en plagen en weerbaar tegen de gevolgen van klimaatverandering zoals droogte, maar dat duurt heel lang. Met de nieuwe technologie CRISPR-Cas kunnen we sneller tot betere rassen komen en zo meer bijdragen aan de Green Deal. Maar dan moeten we dat wel mogen gebruiken.

Op dit moment is energie urgent, natuurlijk, vooral in de glastuinbouw. Dat raakt ons ook: de gasrekening van onze leden stijgt en sommige telers besluiten de kas koud te zetten en hun plantgoed af te bestellen. We pakken dit onderwerp als keten op, in samenwerking met VNO-NCW, omdat het brancheoverstijgend is.’

 

Wat zijn belangrijke lobbypunten?

‘Onze lobby gaat over veredelingsmethoden, de wetten die ik net noemde, gewasbeschermingswetgeving en zaken rond plantengezondheid. Verder maken we ons zorgen over de regels voor duurzaamheidsrapportage. Veel wordt in Brussel besloten, maar Den Haag heeft daar een dikke vinger in de pap. De meeste landen hebben nauwelijks een zaaizaadsector en zeker geen veredeling. Dat zit daar nog voor een groot deel in de publieke sector. Nederlandse ambtenaren vinden dus in Brussel weinig collega’s die iets van zaaizaad afweten. Daarom proberen we de ambtenaren te ondersteunen waar we kunnen.’

 

Hoe ziet u de toekomst van uw branche?

‘Die is gunstig. Er zijn enorme mondiale uitdagingen zoals voedselzekerheid en verduurzaming en daarin hebben zaadjes een belangrijke rol. Wereldwijd zal er vraag blijven naar die Nederlandse kennis en producten. We hebben net een Groeifondsvoorstel gefinancierd gekregen. Daarbij werken we niet alleen meer samen met de universiteit in Wageningen zoals vroeger, maar ook met die in Utrecht, Amsterdam en Delft.’

 

Hoe lang bent u al directeur?

‘Ik doe het nu elf jaar en heb nog twee jaar te gaan tot mijn pensionering. Een mooie periode, ik had voldoende tijd om alle aspecten van het onderwerp goed door te hebben en het netwerk voor de lobby op te bouwen. Na mijn studie plantenveredeling en genetica heb ik altijd op dat terrein gewerkt. Ik wist al veel van de inhoud, wat past bij deze kennisgedreven sector. Omdat ik me vooral bezighield met Afrika en Azië, kende ik de Nederlandse sector niet zo goed. Dat is snel veranderd. Het inruilen van de academische vrijheid voor de private realiteit is me uitstekend bevallen.’

 

Waarom zijn jullie lid van VNO-NCW?

‘We zijn deels een agrarische sector, maar ook duidelijk maakindustrie en handel, dus horen we echt thuis bij VNO-NCW. Daar leunen we op voor brancheoverstijgende thema’s. Zelf praten we vooral mee over innovatie en intellectueel eigendom. En over duurzaamheidsrapportages en IMVO: heel relevant voor onze internationaal opererende bedrijven, maar te groot voor ons alleen.’

 

Met welke branchedirecteur zou u weleens een dagje willen ruilen?

‘Dat is moeilijk, omdat ik veel belang hecht aan de maatschappelijke waarde van mijn sector. Maar misschien Bouwend Nederland, mijn buurman bij de SER. Dat is een superdiverse en maatschappelijk relevante club. Daar zijn de interne cultuurverschillen vast nog veel groter om te ondersteunen en vertegenwoordigen. En ik houd wel van complexiteit.’