WHOA werkt, maar te duur en te ingewikkeld voor mkb

Stuur ons een bericht


We proberen binnen 2 werkdagen te reageren.
Verder gelden deze spelregels.
Annuleren
? Contact
25-01-2024

Drie jaar na de invoering van de wet WHOA (Wet homologatie onderhands akkoord, een middel om faillissement te voorkomen) is er een evaluatie gepubliceerd door onderzoekers van de universiteiten Leiden en Groningen. De uitkomsten zijn niet verrassend.

 

Uit de evaluatie blijkt, dat de wet voldoet aan waarvoor deze is ingesteld: sanering van ondernemingen die levensvatbaar zijn middels een akkoord dat door de rechter wordt opgelegd. Ook kunnen er ondersteunende maatregelen worden getroffen, zoals een afkoelingsperiode waarin de ondernemer de tijd heeft om een akkoord met schuldeisers voor te bereiden zonder dat het proces wordt verstoord door beslaglegging of een faillissementsaanvraag. Tientallen bedrijven zijn zo gered.

 

Stok achter de deur

Het mooiste is natuurlijk als schuldeisers en ondernemers elkaar kunnen vinden in een akkoord zonder dat de rechter eraan te pas moet komen. De WHOA is eigenlijk een stok achter de deur met een dwangakkoord. Deze wet maakt het namelijk mogelijk dat een akkoord tussen een onderneming en zijn schuldeisers door de rechtbank wordt goedgekeurd (gehomologeerd) waarmee het de werking van een vonnis krijgt. Daarmee worden ook onwillige schuldeisers gebonden. De ondernemer kan met een WHOA-akkoord zijn schulden saneren middels een reorganisatieakkoord of een liquidatieakkoord (stoppen met een zachte landing).

 

Kosten te hoog

De problemen zijn echter: de kosten en een ingewikkelde procedure. Een mkb’er die bijvoorbeeld 40 duizend euro aan schulden heeft uitstaan, zal niet zo’n 25 tot 30 duizend euro hebben voor de procedure. Vooral de griffierechten (5.737 euro) zijn hoog, al ligt er een wetsvoorstel dit naar 676 euro te verlagen. Daarnaast zijn er nog begeleidingskosten en de kosten voor een advocaat.

 

Voor een mkb’er is de WHOA daarmee niet direct de beste keuze, en dat blijkt ook uit het onderzoek. Dat is erg jammer, want voor levensvatbare bedrijven leidt uiteindelijk een faillissement tot onnodig kapitaalverlies en verlies van werkgelegenheid.

Een WHOA-light variant invoeren voor mkb’ers is volgens de onderzoekers geen goed idee. Een afbakening is slecht te maken en rechters zouden nu al bij kleine ondernemingen minder hoeveelheid aan informatie vragen.

 

Toegankelijker time out krediet

De onderzoekers noemen in hun rapport ook de langgekoesterde wens van de ondernemersorganisaties om het TOA-krediet toegankelijker te maken. De drempel voor dit Time Out Arrangement is nu te hoog, omdat het krediet pas wordt uitgekeerd na een definitief akkoord met schuldeisers en dus moet worden voorgefinancierd. Dat geld is er nu juist niet! Daarnaast zouden ook ondernemers die de WHOA gebruiken om te stoppen hier gebruik van moeten kunnen maken in plaats van alleen doorstarters zoals nu het geval is.

 

Volgens de onderzoekers functioneert de zogenoemde 20 procent uitkeringsregel, die de positie van de mkb-schuldeisers versterkt, goed. Ze menen echter dat nadere afweging moet worden gevraagd, omdat dan andere concurrente schuldeisers en de Belastingdienst minder krijgen dan anders. Voor MKB-Nederland en VNO-NCW is deze regeling juist de garantie dat de mkb-schuldeiser niet vrijwel altijd achteraan staat. De Belastingdienst claimt bovendien een dubbel uitkeringspercentage. Door meer over te houden voor de mkb’er, vloeit er ook meer kapitaal terug in het bedrijfsleven. Daar profiteert uiteindelijk ook de Belastingdienst van. Het blijft wikken en wegen welke schuldeiser de meest preferente positie moet hebben. De onderzoekers menen dat de wet nog een keer dient te worden geëvalueerd over 5 jaar, om echt te kunnen vaststellen wat de werking is en wat de knelpunten. Dit punt kan daarin prima worden meegenomen.

 

Lees hier de evaluatie