Branchevereniging aan het woord: NEPROM

Stuur ons een bericht


We proberen binnen 2 werkdagen te reageren.
Verder gelden deze spelregels.
Annuleren
? Contact
11-07-2023

De NEPROM (Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen) bevordert de samenwerking tussen overheid en ontwikkelaars bij de totstandkoming van vastgoedprojecten. Directeur Jan Fokkema vertelt.

 

Vertel eens over uw (branche)vereniging

‘We zijn de vereniging van projectontwikkelaars: bedrijven die professioneel opdrachtgever zijn voor de ontwikkeling van vastgoed, zoals woningen, kantoren en winkels. Naast pur sang projectontwikkelaars zijn ook vastgoedbeleggers en grotere woningcorporaties aangesloten, maar ook bedrijven met een grote vastgoedportefeuille die zelf ontwikkelen, zoals Schiphol, NS en Ahold. Ook de meeste grotere bouwbedrijven doen aan projectontwikkeling en zijn met dat onderdeel lid.

We hebben nu 80 leden, die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van het vastgoed dat voor de markt ontwikkeld wordt. De laatste tijd stappen veel partijen uit zichzelf naar ons toe om aan te sluiten. We hebben strenge toelatingscriteria: onbesproken gedrag, een bepaalde omvang en professionaliteit en dat kunnen laten zien met een trackrecord over langere tijd. Leden moeten zich conformeren aan een strenge gedragscode inclusief een vorm van tuchtrecht. NEPROM heeft een bestuur van leden en een bureau in Voorburg met 16 mensen.’

 

Hoe lang bent u al directeur en wat is uw achtergrond?

‘Inmiddels bijna 24 jaar. Volgend jaar april zwaai ik af. Hiervoor heb ik 10 jaar bij de onafhankelijke stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting gewerkt, dat is nu onderdeel van Platform31. Ik ben zelf nooit ontwikkelaar geweest en heb ook nooit bij onze leden gewerkt, maar wel altijd in dezelfde hoek.’

 

Welke actuele kwesties spelen er momenteel voor jullie?

‘Het is een waanzinnig dynamische tijd. Het zwaartepunt ligt natuurlijk bij de woningbouw. Maar het gaat binnen de vereniging ook over de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, het nationale beleid op dat terrein en over nieuwe binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen met naast wonen ook werken, winkels en voorzieningen. Veel wet- en regelgeving heeft invloed op het werk van onze leden. Uiteraard heeft de woningnood grote consequenties voor het functioneren van de woningmarkt en het beleid dat daarvoor ontwikkeld wordt. Maar de vraag is ook: hoe houden we grip op onze ontwikkelingen, gegeven de stikstofkwestie die het krijgen van vergunningen bemoeilijkt?’

 

Wat zijn belangrijke lobbypunten?

‘Wij zijn een van de initiatiefnemers van de Actieagenda Wonen. Die heeft een breed maatschappelijk draagvlak gekregen, ook van lagere overheden. Veel ervan is opgenomen in het regeerakkoord. Daardoor is er een weer een minister voor wonen en ruimtelijke ordening gekomen. Samen met de minister hebben we een actieagenda gemaakt om te versnellen en meer woningen te bouwen. We willen dat procedures korter worden en dat de besluitvorming van overheden sneller gaat.

Daarna kwamen natuurlijk de forse rentestijging en kostenstijgingen door de oorlog in Oekraïne. Dus toen werd de vraag: hoe kunnen we de woningbouw overeind houden? De beleggersmarkt is grotendeels weggevallen. En veel kopers, zeker in het bovengemiddelde segment, zijn terughoudend bij nieuwbouw. Dat betekent dat grote gebiedsontwikkelingen op de tocht staan, terwijl er jarenlang aan gewerkt is met gemeenten, en waar aan beide kanten veel in geïnvesteerd is. We zetten alles op alles om die toch door te laten gaan. Daarvoor praten we met ministerie en de Tweede Kamer. Ook binnen de Woningbouwcoalitie, met onder meer Bouwend Nederland, Aedes en Vereniging Eigen Huis, zoeken we naar mogelijkheden om te blijven bouwen. Door elkaar niet de tent uit vechten, maar in lastige tijden tot samenwerking komen.’

 

Hoe ziet u de toekomst van uw branche?

‘Na de vorige crisis van 2008 tot 2013 zeiden veel omstanders: Nederland is klaar. Er kan niet zoveel meer gebeuren in de ruimte, dus projectontwikkelaars hebben we niet meer nodig. Maar dat is snel veranderd. De professionaliteit van ontwikkelaars is echt nodig, zeker in de complexe situatie waarin we nu zitten. Er is een grote publieke opgave waarvoor de kennis en ervaring van ontwikkelaars, ook hun marktkennis essentieel is. Dus ik zie voor de sector de komende jaren veel ruimte om maatschappelijke en economische waarde toe te voegen.

Ook over de branchevereniging ben ik optimistisch. Op ons jaarcongres – de Dag van de Projectontwikkeling – zijn bijna duizend deelnemers afgekomen, ook overheden. Mensen komen om elkaar te ontmoeten en te praten over de grote opgave waarvoor we staan. Ze zoeken op alle mogelijke manieren verbinding met elkaar. De gemeenschapszin onder vakgenoten groeit. En dat is ook bij uitstek wat we nodig hebben, om elkaar beter te begrijpen en samen op te trekken. Daar moeten we als vereniging in mee veranderen.’

 

Waarom zijn jullie lid van VNO-NCW?

‘Lang waren we bewust geen lid. We worstelden ermee dat VNO-NCW een werkgeversorganisatie is. En vanuit ondernemersperspectief kijk je anders naar vastgoed en ruimtelijke ontwikkelingen dan een ontwikkelaar. Die zoekt meer verbinding met de maatschappelijke kant. In onze statuten staat dat we de samenwerking met de overheid bevorderen. Want wat je bouwt, heeft veel invloed op de omgeving en de bewoners. Dus vonden wij het lastig om lid te worden. Maar de afgelopen jaren zijn ook bij VNO-NCW dingen veranderd. Daar zie je nu ook meer maatschappelijke betrokkenheid. Daarom hebben we in 2019 besloten om ons aan te sluiten. Er zijn meer partijen lid waarmee we samenwerken. We namen ons voor om ook zelf bijdragen aan de vereniging te leveren. We nemen deel aan twee commissies en de commissie Bouw en Wonen mag ik voorzitten; een grote eer.’

 

Met welke branchedirecteur zou u weleens een dagje willen ruilen?

‘Ik weet niet of dat het standaardantwoord is, maar ik wil niet ruilen, hoor. Ik heb gewoon de leukste baan van de wereld. Het is wel plezierig voor iemand anders om met mij te ruilen, dat die dat ook eens een dagje kan doen.’